Ilse Ruijters (Almere)

Noodweer

Ik hou mijn voet op het gaspedaal. Over vijf kilometer ben ik op de Hollandse Brug. Daar kom ik vast in de file. Maar voorlopig rij ik. Hard. Op dit stuk mag ik nog honderdtwintig. Ik druk langdurig op het plusje van mijn autoradio in de hoop het gerammel van mijn oude Nissan Sunny te overstemmen. Het heeft geen zin. Boven de honderd kilometer per uur trilt mijn auto heftiger dan de centrifuge van mijn oma.
Ik zing mee met Jan Smit. Ook hard. Verderop wappert iets in de berm, zie ik. Het is niet duidelijk wat het is, maar er ligt onmiskenbaar iets in het gras.
“Laura, een hele lieve meid,” zing ik.

Waarom zing ik in vredesnaam mee met liedjes die ik niet eens leuk vind.
Nu zie ik wat er in de berm ligt. Rood-wit afzetlint. Het duurt een halve seconde, genoeg om voorbij te rijden, voordat mijn hersens registreren dat er met paaltjes de letters HvJ gespannen zijn.
Ik draai mijn hoofd. Als zuignappen kleven mijn ogen zich aan de drie letters vast.
HvJ.

Mijn keel wordt dichtgeknepen. Mijn nagels boren zich in het stuur.
Terwijl mijn auto met hoge snelheid doorscheurt, blijven mijn ogen op de berm gericht. Vacuüm gezogen.
Ik tol. Een knal. Het staal van mijn Sunny vouwt zich als een origamiblaadje om de vangrails heen. Mijn lichaam schiet naar voren, de gordel werpt me terug in mijn stoel. Van honderdtwintig naar nul in twee seconden.
Opeens is alles zwart.

Meer lezen »