Door Eddy Aangeenbrug 

Het was alsof de bef om haar hals haar in een wurggreep hield. Ze trok robuust aan het witte koord waarmee de bef haar hals omklemde.

Aan de muur triomfeerde hij. Vreemd grillig, grijze vogel. Haar blik vluchtte van het schilderij naar de schuine wand van de rechtszaal. De adelaar spreidde zijn vleugels, gitzwarte kraalogen doorboorden haar pupillen.
‘De rechtbank.’ De stem van de bode klonk eng zoetgevooisd.

Vera knikte bemoedigend naar haar cliënt. Toine werd verdacht van moord op zijn ex-vrouw. Schuldig, sans doute. Maar het openbaar ministerie had een paar desastreuze missers gemaakt. Vera had daarom in een vurig pleidooi gepoogd het OM niet-ontvankelijk te laten verklaren, om Toine op deze manier alsnog vrij te krijgen.
‘De rechtbank is tot een uitspraak gekomen.’ Vera keek de voorzitter aan zonder hem te zien. Balancerend tussen vrees en hoop. Ze sloeg het dossier open, staarde naar een verfrommelde strip paracetamol. De witte tablet hield ze tussen duim en wijsvinger geklemd boven haar nog onaangeroerde glas. Haar greep verslapte. Nu trilde het wateroppervlak en tekende zich een kring af.

‘Op grond van de bevindingen van meester De Bouvier heeft de rechtbank besloten de ooggetuigenverklaringen buiten beschouwing te laten.’ Vera luisterde. ‘De rechtbank acht hiermee de ten laste gelegde feiten onvoldoende overtuigend en verklaart derhalve verdachte onmiddellijk vrij, en beveelt onmiddellijke invrijheidstelling’.

Toine draaide een kwartslag, diep dooraderde ogen in een bleek gelaat. ‘Dat betekent…’
Vera boog zich voorover, glimlachte. ‘Proficiat,‘ fluisterde ze.

De vogel voor in de zaal kwam tot leven. Grijstinten vervaagden. Het schilderij toonde sprankelend, een tropische vogel in het licht van de regenboog. Toine’s lippen bewogen opgetogen.
‘Hè?’ Vera keerde terug bij bewustzijn.

‘Ik ben vrij.’ Toine zei het zacht, als een onvervulbaar verlangen. Toen kwam hij overeind, in slowmotion, spreidde beide armen, draaide zich om naar het publiek. ‘Ik ben vrij!’

Zijn kreet echode na, toen Vera een half uur later in de toilet haar polsen onder de kraan hield.


In slechts die enkele seconde in de draaideur bereidde ze zich voor. ‘Ogen niet in de camera richten, intonatie zuiver houden.’ Quote van de man die haar acht jaar geleden een nieuwe wereld inleidde. De frisse wind ontving haar als eerste, gevolgd door een drom journalisten en tv-verslaggevers. Onophoudelijk geflits, pluche bollen dansten voor haar mond.

‘Meester De Bouvier, wat vindt u van de uitspraak?’
Vera keek schuin omhoog, zag een zwarte stip naderen. ‘De rechtbank heeft mijn verzoek ingewilligd. Mijn cliënt zou anders op valse gronden berecht worden.’ Roekeloos gefladder,  rauwe vogel boven haar rode cabriolet. Ze liep door. De officier van justitie kwam door de zij-ingang, een oplettende verslagever had hem als eerste in het vizier. In een fractie verplaatste de aandacht zich op de tegenpartij. Vera inhaleerde diep, klikte opgelucht de portieren van haar auto van het slot.
‘Vera de Bouvier?’
Abrupt draaide ze zich om. De man was klein, gladde schedel. Geen attributen bij de hand, zag Vera.
‘Ja?’
Hij stak zijn hand uit. ‘Sander Michelsen. Ik werk voor De Ster.’
Zogenaamd nonchalant opende Vera het portier en deponeerde haar aktetas op de achterbank. De Ster. Ze dacht koortsachtig na. Een jong tijdschrift, in de race voor de marktleiderspositie op het gebied van opinieliteratuur in Nederland.
‘Ik heb de zaak gevolgd. Volgende week zal er een uitgebreid artikel gepubliceerd worden. Ik zou u graag wat vragen willen stellen.’
‘Schroom niet.’
Dat deed hij wel. Ze zag het aan zijn oogopslag. ‘De vragen die ik u zou willen stellen houden geen verband met deze zaak als zodanig. Tijdens mijn onderzoek ben ik op een aantal markante punten gestuit.’
Ze moest bukken, pulkte aan de rits van het zijvakje. Warm bloed trok prikkelend langs haar hals omhoog. Ze wilde zich verontschuldigen, instappen en wegrijden.
Vera richtte zich op. ‘Hoe bedoelt u?’
‘Het betreft een aantal bevindingen uit uw verleden. Kan ik u vanavond spreken?’
‘Nee.’
Zijn gezichtsuitdrukking veranderde. Lichtelijke gêne maakte plaats voor een uitdagende blik. ‘Niet?’
Vera perste beide lippen op elkaar. ‘Ik heb mediation. Maar als u erop staat…’ Ze draaide zich van hem weg, klom achter het stuur. ‘ Half negen, in The Lounge. Reserveer op tijd.’
De motor ronkte. In haar achteruitspiegel keek ze hem na. Geen notitieblok, geen microfoon. Wie was hij en wat wist hij?
Met een noodvaart reed ze het parkeerterrein af. Regendruppels daalden gestaag neer op de voorruit. Haar uitzicht werd troebel, water sijpelde omlaag, in de verte ontwaakte een schim. Net op tijd activeerde ze de ruitenwissers. Ternauwernood wist ze een tegenligger te ontwijken.
‘Ik ben vrij.’ Haar stem was hees en ze huilde.


De keuze voor The Lounge was geen impuls. Het restaurant had slechts één ingang. Rode cijfers van haar dashboardklokje versprongen: 19.30 uur.
Ze wilde elk risico uitsluiten. Koortsachtig hield ze de straat in de gaten, nam de kentekenplaten van de voertuigen in zich op. De hemel kleurde zachte tinten. Vera ervoer ze niet als warm, maar als een stille prelude op plotseling verraad.
Er was een noodoplossing. Code rood. Ze kon het nummer bellen dat al tien jaar in haar geheugen gegrift stond, zonder het ook maar één keer te hebben gedraaid.
Een zwarte Mercedes reed langs, parkeerde twee vakken achter haar. Geblindeerde ruiten. Niemand stapte uit.
Ze bukte zich, griste de mobiel uit haar handtas. Sander zou te horen krijgen dat ze verhinderd was. De link tussen hem en de Mercedes was onmiskenbaar.
Ze kwam overeind en ineens stond hij naast haar. Een enkele klop op de ruit. Ze liet het raam twee centimeter zakken. ‘Half negen, toch?’
Ze observeerde zijn gezichtsuitdrukking. Open ogen, brede kaak.
‘Jij bent anders ook vroeg.’ Hij wenkte met zijn hoofd, opende het portier. ‘Toevallig.’
Vera voelde de controle langzaam uit handen glijden, als water dat door een vergiet spoelt. Ze bleef bewust rechts naast Sander lopen, uit het gezichtsveld van de mysterieuze Mercedes.
Sander wees naar een tafeltje bij het raam.
‘Het tocht daar,’ zei Vera koel en schoof de stoel naar achteren bij de piano.
Sander schudde zijn colbert van zijn schouders. ‘Je komt hier vaker?’
Zijn intonatie was gespeeld, Vera vatte zijn vraag op als een constatering.
‘Niet vaker dan nodig.’ Ze overzag haar kansen. De afstand tot de toiletten schatte ze op tien seconden. Genoeg om ongewenste bezoekers te ontvluchten, of zichzelf onherroepelijk klem te zetten.
‘Sander, probeer niet mijn vertrouwen te winnen. Zeg me wat je wilt weten.’
‘Prima.’ Hij knikte naar de ober, bestelde dubbele Zinfandel. Vera schokte bij het horen van haar favoriete wijn, realiseerde zich dat dit slechts een onbenullig detail was van een schat aan informatie die hij over haar wist.
Een moment verkeerde ze in dubio. In wanhoop ervandoor gaan of zich in volle verzekering te  verantwoorden.
‘Je bent geboren op 10 september, 1972, Parijs. Over je jeugd geen enkele gegevens. Bij de politie sta je vanaf je zestiende als vermiste geregistreerd. Tot op het moment dat je plotseling in Nederland opduikt. Acht jaar geleden. Zonder Frans accent. Maar je beschikt wel over juridische vaardigheden als iemand die vijftig jaar in het vak zit.’
‘Kom ter zake.’
Het kaarslicht flikkerde. Op het plafond tekende zich een goudgele kring met een zwarte rand.
Sander trok zijn colbert van de leuning, griste in zijn binnenzak. Over effen hout schoof hij haar de foto’s toe, de gladde achterkant naar boven gericht. ‘Draai ze eens om.’
Vera had het gevoel alsof ze haar eigen doodsvonnis tekende. Ze deed het. Een vlijmscherp mes trok langs haar ruggenmerg. De linker foto was genomen vanaf een terras op het stadsplein te Praag. Drie ogenschijnlijk normale mannen begeleiden een vrouw naar een afgeschermde auto. Blond haar, zonnebril. Zij.
De rechter foto toonde dezelfde auto, voor het Amstel hotel. Vijf jaar later, honderden kilometers verwijderd van Praag. Open portier, daarachter een slanke vrouw. Zwart haar, zonnebril. Zij.
Sander hing voorover. ‘Integrerend,’ sprak hij melancholiek.
Ze draaide de rechterfoto honderdtachtig graden, keek hem aan. ‘Wat is dit? Word ik geschaduwd?’
‘Je herkent jezelf,’ ontweek Tom haar reactie. Met zijn wijsvinger wist hij haar blik naar de andere foto te trekken. ‘Ken je haar?’
Vera moest zichzelf dwingen te kijken. Ze tastte naar haar wijnglas in een wilde poging zelfverzekerd te blijken. Ze voelde dat haar vingers trilden, liet haar hand rusten op het tafelblad. ‘Nee, geen idee.’
‘Barbara V. Verraderlijk mooi. Topcrimineel onder de vrouwen in Nederland. In 1995 opgepakt in Praag op verdenking van moord en betrokkenheid in mondiale drugshandel. Belangrijk kopstuk van de bende Black Bird. Na vijf jaar vervroegd vrijgelaten in ruil voor het doorspelen van geheime relaties. Leeft nu ergens onder een geheime identiteit.’
In het glas reflecteerde het zwaard van Damocles.
‘Zegt me niets.’ Vera praatte zacht en zwaar.
‘Jammer.’ Abrupt kwam Sander overeind, pakte de foto’s van tafel, legde de colbert over zijn arm. ‘Ik had gehoopt dat je me meer over haar kon vertellen’
Hij liet haar in volkomen ontreddering achter.


Boven op de duinen stond ze stil. Ze keek over de zee en aanschouwde het sana. Het ontlokte haar een onvervulbaar verlangen. Het pad voerde omlaag, maakte een slappe bocht, eindigde in rul zand.
Toen besloot ze te bellen.
Met haar duim toetste ze zijn nummer in. De telefoon ging twee keer over.
‘John, met mij.’ Een moment was er niets dan stilte, toen hoorde ze ruis aan de andere kant van de lijn.
‘Vera, ben jij het echt?’
‘Ik zit in de problemen. Iemand weet alles, heeft alles. Inclusief foto’s.’
‘Nu? Opeens? Wie?’
‘Sander Michelsen. Journalist bij De Ster. Ik heb vanavond een ontmoeting met hem gehad in The Lounge.’
‘Vera, waarom heb je dit niet eerder gemeld? Je bent in levensgevaar! Ik kom je halen, direct. Ben je thuis?’
‘Nee.’ Over de golven kwam hij aangevlogen, zuiver wit. Zeemeeuw. ‘Nee, ik wil niet dat je komt. Morgenavond zoek ik je zelf op. Ik weet wat ik doe.’
‘Je moet daar weg!’
‘Ik kan niet meer, John. Niet opnieuw.’
Toen verbrak ze de verbinding.


Op de parkeerplaats trilde haar GSM. John, dacht ze, en opende met haar duim het klepje. Ze had een sms-bericht ontvangen, nummer voor haar onbekend. ‘Morgenavond zelfde tijd, zelfde plaats. Jij bent Barbara.’
Sander, schoot het door haar heen. Minuten verstreken, maar haar hoofd was leeg. In gedachten trok haar de lange geschiedenis voorbij, van het moment dat ze foute vriendschappen sloot tot de dag dat John haar een nieuw paspoort in handen drukte. Boven haar klonk het geroep van een meeuw. Daar was hij weer. De witte vogel.
Ze inhaleerde diep, hief langzaam haar hoofd en staarde toen naar het oneindige.
Dit was waar ze acht jaar lang voor gevreesd had. Ze had de angst getracht te verbergen, meende haar identiteit in zekerheid te hebben gesteld. Die zekerheid spatte nu als een zeepbel uit elkaar.
Haar angst dreef weg met de koele avondwind. Een eigenaardige genoegdoening overviel haar. Ze was zeker van haar besluit. Identiteit Vera gold als een verlengstuk van voorwaardelijke vrijheid. Het oordeel kon ze niet opnieuw ontlopen, en al kon ze het praktisch, ze kon op geen enkele wijze de consequenties overzien.
Ze reageerde resoluut. Toetste staccato.
Daarna verliet ze het strand en draaide de auto de snelweg op. In haar rechterhand hield ze haar mobieltje, las het sms-je opnieuw, en opnieuw.
‘Niet meer.’ Verzonden op 10 september, 23.08 uur.


Ze stapte uit, twijfelde of ze haar auto zou afsluiten. Het maakte niet meer uit. Voor The Lounge hield ze halt. Rolluiken tot het vensterbank omlaag getrokken. Gesloten. Sander had het geweten.
Vanuit de duisternis ontwaakte twee schimmen.
Ze draaide zich om, liep naar de rand van de kade. Beneden haar diep, zwart water. Boven haar een lichtpunt, de opening naar het sana, daar waar de grenzen van de eeuwigheid haar voorgoed van vrijheid verzekerden.
Achter haar doffe voetstappen. Een hand greep haar bij de mond, drukte haar naar achteren. Ze schrok niet, hield haar blik naar boven gericht.
‘Barbara Visser.’ Zwaar engels accent. De bas voer mee met de wind, tot de overkant van de kade.
Ze lichtte haar ogen op. Iemand stond verscholen onder een portiek.
‘The Black Bird says you good bye.’ Koud metaal tegen haar slaap. ‘For ever.’
De persoon aan de overkant maakte zich los uit de schaduw. Licht van de lantaarnpaal viel op zijn hoofd.
Kaal.


De hoofdcommissaris reed de kade op, zag aan de overkant rode achterlichten wegglijden. Te laat, besefte John, en instrueerde via de portofoon zijn collega’s.
Voor The Lounge remde hij. Hij gooide het portier achter zich dicht, keek het water af.
Schraal maanlicht bedekte de plek als een warme deken.
Een kring in het water.

Eddy Aangeenbrug (19) woont in Emmeloord